PKN RAVENSTEIN

Ontstaan en geschiedenis van de kerk

Hoe de kerk tot stand kwam

Met dit bestek werd in 1641 dit gebedshuis opgetrokken met het doel te dienen als garnizoenskerk. 
Ravenstein was een vrije, katholieke enclave en viel dus niet onder het gezag van de Republiek der ZevenVerenigde Nederlandse Gewesten.
De stad zou deze soevereiniteit blijven behouden tot de Fransen in1794 hieraan een einde zouden maken.

Niettemin had de regering in ‘s-Gravenhage tijdens de 80-jarige oorlog het recht in dit stadje een Staatsgarnizoen te legeren. Dit moest dienen als tegenwicht tegen de oprukkende Spaanse troepen.

De geschiedenis verhaalt ons hierover het volgende:
Georg Wilhelm, keurprins en zoon van de over Ravenstein regerende Keurvorst van Brandenburg, was bij de Staten-Generaal een lening aangegaan ter grootte van 100.000 thaler.
Naar de ontvanger-generaal van de Staten, Peter Hoefijzer, werd deze schuld de ‘hoefijzeren’ schuld genoemd.

Financiering van de kerk
De geldgever ontving bij het verstrekken van het geld het recht, om als onderpand voor die lening een troepenmacht in de stad onder te brengen.
Dit leger had behoefte aan een eigen kerkgebouw en zodoende werd Ravenstein, na Willemstad en
Hooge-Zwaluwe, een van de eerste plaatsen in Brabant, waar in de 17e eeuw een Hervormde Kerk verrees.

In 1641 was bouwgrond, de bouwvergunning en de financiering rond. Aannemer werd Dirk de Bijl.
Hij verplichtte zich het werk te leveren voor 6000 gulden min 77,5 mud kalk.
De aannemer moest bovendien 3 tonnen bier schenken aan het garnizoen.

De Keurvorst van Brandenburg gaf als halfheer van Ravenstein een subsidie van 2400 gulden, zijn hogere ambtenaren schonken een raam.
Dit deed ook de Graaf van Hornes, commandant van het regiment Staatse militairen. De synodes van Nijmegen en Arnhem zegden enkele ramen toe. Aan de schippers, die toentertijd de Maas op- en afvoeren werd gevraagd, ieder naar vermogen, bij te dragen aan de financiering.

De klok
Ouderling Holthyzen probeerde een luiklok los te krijgen van de Hertogin van Neuburg. Dit lukte hem echter niet. Daarom nam de Kerkeraad Van Ravenstein zelf de kosten op zich, wat blijk uit het opschrift op de klok:

“Consistorium ecclesiae reformatae ravensteinensis me fieri fecit “.

Op de klok is het embleem van de Hervormde Gemeente gegoten:  Elia, gespijzigd door een raaf.
Dezelfde klok roept nog steeds de gelovigen ter kerke.

Blijkens het opschrift werd zij gegoten door Johan Philipsenz:
Door dat fier ben ick geflotten Johan Philipsen heft mi gegotten.

De bouwstijl
De bouwstijl van de kerk moet archaïserend-gotisch genoemd worden. De gotiek was tijdens de bouw van deze kerk al jaren over haar hoogtepunt heen. De architect, plaatselijk havenmeester en botenbouwer, zal zich echter voor wat betreft de stijl hebben laten leiden door zijn kennis van hem bekende kerken in de omgeving. Zo ontstond een bouw in gotische trant. Het werd een zaalkerk, Voorzien van eenvoudige steunberen, ramen met vorktraceringen en gedrukte rondbogen, opgetrokken in heldere baksteen.

De ontwerper van het gebouw heeft zijn ervaringen in de botenbouw kennelijk toege-past bij de constructie van het dak. Men hoeft niet over een rijke fantasie te
beschikken om in de spanten van de kerk de spanten van een omgekeerd schip terug te vinden. Wat goed is voor de deugdelijkheid van een schip, zo zal hij geredeneerd hebben, is eveneens dienstig voor de constructie van een dak.

De totale kapconstructie is “alles met pennen en gaeten in malcander gewrocht volgens de teyckeninge en den eijs van ’t werck”.

Het dak draagt een koepel die naar oude afbeeldingen werd herbouwd. De voorgevel wordt door steunberen in drieën geleed en heeft blindramen. Aanvankelijk waren deze ramen voorzien van ruitjes. In 1732 besloot de kerkeraad echter deze ramen dicht te metselen, omdat de ruitjes voortdurend werden stukgegooid. Vandalisme wasook in die tijd al een bekend verschijnsel. Naast de hoofdingang aan de voorkant is een steen gemetseld met er in uitgehouwen de tekst: “Annus fundationis 1641”.

Merkwaardig is het jaartal 1646 in het midden van de buitendeur.
De breedte van de royale hoofdingang werd bepaald door de brandspuit. Vroeger was het in sommige plaatsen    gebruikelijk om de brandspuit te stallen in de nabijheid
van of zelfs in de kerk. Zo ook hier. Men moest met het toestel het gebouw in en uit kunnen rijden. Het spuitmechaniek   bleef in de kerk geparkeerd tot 1778.

 Naast de kleine deur in de Nieuwstraat staan in een hardsteen gebeiteld de spreuken:
  “Domus mea domus precationis est” (Mijn huis is een huis van gebed)
en
  “Venite ascendames “in montem jehovae “ (Kom laat ons gaan naar de berg Jahwe).

Een ingrijpende verandering aan het interieur werd aangebracht in de 18e eeuw. De kerk werd nl. voorzien van een stucplafond. Daarmee wilde men de kou bestrijden en de akoestiek bevorderen. Bij de laatste restauratie in de 20e eeuw (1971) is het weer verwijderd. De 17e-eeuwse toestand met witte muren, lichte ramen en een open kap is weer volledig hersteld.

Het interieur
De kansel draagt het chronogram: 1644. De schenker zijn de hiervoor genoemde ouderling Theodorus Holthuijsen en echtgenote.
Vermeldenswaard.
Opmerkelijk is dat deze beiden van moederszijde de groot ouders zijn van Johan van Willigen, de stichter van de katholieke kerk in 1735.
Tegen de kansel is het doopbekken met pelikaan bevestigd.
De ijzeren lezenaar stamt uit 1652.
Uit het stichtingsjaar van de kerk rest nog de ’kom’ of archiefkist.

Het koorhek
Het koorhek is in 1659 vervaardigd door de Ravensteinse schrijnwerker Christiaan Martens van Gheel. Het gebouw is tegenwoordig eigendom van de gemeente Ravenstein. De hervormde Gemeente heeft het in bruikleen.

Deze gegevens zijn verzameld door heemkundekring ’Het land van Ravenstein’
De informatie is voor een groot gedeelte ontleend aan publicaties van: J. Sluyters voor-malig streekarchivaris en voor wat betreft het orgel aan publicaties van de hand van: J .J . v.d. Harst, adviseur katholieke orgelraad.

terug